Vleselijke geneugten

vleselijk (bn, bw) – de vleeslust in al zijn vormen.

Er zijn veel woorden die het fysiek bedrijven van de liefde, het vleselijk samengaan van man en vrouw*, aangeven. Dat het er zo veel zijn, komt welhaast vanzelfsprekend omdat het paren een ongekend hoge populariteit heeft. Iedereen is er op de een of andere manier bij betrokken of bij betrokken geweest. Het grote aantal synoniemen is ook het gevolg van de gêne die menigeen voelt om buiten de echtelijke sponde over de oudste beweging ter wereld te spreken. Vandaar dat veel benoemingen vooral pogingen zijn het niet bij naam te noemen, een naam die afhankelijk is van de omstandigheden. Een goede grap onder vrienden en een klinische beschrijving door de wetenschap vragen elk een eigen jargon.
Je kunt er met weer andere woorden liefkozend over praten met je geliefde, of in een geheel eigen karakter uitnodigend met geen ander doel dan geldelijk gewin te halen uit de opgewekte wellust van de toevallige voorbijganger.

Een vlug onderzoek in de verschillende woordenboeken leverde al snel 100 verschillende woorden op. Sommige zijn volledig verouderd en verdienen een plaats in het ‘woordenreservaat’, andere zijn door de huidige, meestal scabreus bedoelde betekenis volledig losgezongen van hun verleden. Tegenwoordig is het meest gebruikte platte woord neuken, dat in Van Dale als eerste betekenis stompen of stoten heeft. De tweede betekenis is foppen of bedriegen. Pas op de derde plaats staat de betekenis van het hebben van geslachtsgemeenschap. Er zullen maar weinig mensen zijn die bij neuken in eerste instantie denken aan stompen en vervolgens aan foppen. Alleen in de woorden opneuker (fikse klap) en verneuken komen de oorspronkelijke betekenissen nog een beetje boven. Overigens zullen deze woorden niet gauw worden gebruikt in officiële teksten vanwege de connotatie met de platte betekenis van neuken.
Of het met naaien dezelfde kant op gaat, is nog maar de vraag. De betekenis van copuleren is volgens sommige naslagwerken zelfs ouder dan die van neuken. Niettemin is de hoofdbetekenis nog steeds het werken met naald en draad. Voor andere woorden geldt dat het aan je geestesgesteldheid van het moment ligt voor de invulling: a dirty mind is a joy forever.
De onderstaande lijst woorden kan moeiteloos worden uitgebreid. De voortplanting kent vele namen.

batsenbats betekent ook bil in enkele streektalen en dan ligt het gebruik voor de hand.
bed gaan met, naar – nog steeds het favoriete plekje.
bedrijven van de liefde – zakelijke omschrijving met mooie woorden.
bekennen – bijbels taalgebruik.
beslapen – ouderwets, maar degelijk verwoord.
beurt geven/krijgen – platweg.
bijliggen – een beetje duf.
bijslapen – slapen is er niet vaak bij.
bijwaken – duidelijker dan bijslapen.
bil gaan, van – daar in de buurt.
billen vullen – plastisch verwoord.
binnensbeens spelen – Mogelijk een woordspeling op buitenbeens, dat betekent dat je het rechte pad verlaat. Het buitenbeentje is dan ook van oorsprong een buiten de echt verwekt kind.
bonken – in twee betekenissen gelijk aan neuken.
bonzen – zie bonken.
bruien – plat zeventiende-eeuws; in die tijd werd ook de verwensing brui je moer! gebruikt, wat erg lijkt op het Amerikaanse motherfucker.
cohabiteren – neuken voor geleerden.
coïre – deden ze in de klassieke oudheid.
coïteren – neuken voor pseudo-geleerden, want het is een contaminatie van cohabiteren en coïre.
copuleren – niet van de straat.
dekken – beschrijving van de positie.
dippen – met een zakje chips er naast.
doppen – en niet de boontjes.
emmeren – ook sodomie met merries (volens Van Dale gezegd van huzaren, die staande op een omgekeerde emmer geslachtsgemeenschap met een paard zouden hebben gehad).
fietsen – waarschijnlijk vanwege de trappende beweging.
fleppen – oorspronkelijk smakkend geluid maken, daarvan afgeleid.
flikken – van iets oplappen; lijkt daardoor in dubbelzinnig opzicht op naaien.
foetelen – wellicht afgeleid van het Franse foutre dat doen betekent.
fucken – op z’n Engels.
futuere – de Romeinen komen!
gemeenschap hebben – netjes.
geslachtsgemeenschap hebben – duidelijker kan haast niet.
het doenfoetelen dus.
hijliken – Bredero’s Spaanschen Brabander Jerolimo, deel vier:
       Waarom sou ick aers vryers en wenaars anbouwen?
       ’t Is sulcken volckjen! Sy willen wel hylicken, maar niet trouwen.
hompelpompelen – versjes uit de negentiende eeuw beschrijven hoe hompelpompend de pompel van een bruigom gedompeld werd in de hompel van de bruid.
hompiekurkenhompen betekent stoten, maar wat de kurk doet? Een vorm van anti-conceptie?
hossebossen – een verlengde vorm van botsen, wat de betekenis vereenvoudigt.
inkomen (ww) – samengesteld uit in en komen.
insteken – een betere, maar ook saaiere beschrijving is niet mogelijk.
jenzen – de eerste betekenis is snel en haastig tekeer gaan, de tweede betekenis volgt daaruit.
ketsenstuiteren, dus niet stuiten.
kezen – een kees is een tabakspruim, een pruim is een kut, ergo neuken
kieren – vermoedelijk vanwege de kier.
kloppen – wordt vooral van honden gezegd. En dat is maar goed ook.
kofferen – de koffer (het bed) induiken met iemand en niet om te slapen.
krikken – een krik is een dommekracht waarmee iets zwaars kan worden opgetild door pompende bewegingen. En pompen kennen we.
minnen – van het oude woord min voor liefde.
misbruiken – verkeerd.
naaien – met stoten en steken.
natureren – quasi beleefd de natuur volgen.
neuken – stoten, verwant met het Engelse to knock.
nummertje maken – licht anders dan een nummertje trekken.
oudste beweging maken – lijkt logisch voor creationisten.
overheen gaan – het is eigenlijk wat diepgravender.
palen – ligt voor de hand.
paren – de meest gebruikelijke neutrale Nederlandse term.
pennen – zie palen.
pezen pezen is eigenlijk hard werken en in peeskamertjes wordt hard gewerkt.
piepekrassen – het erbarmelijke geluid van een viool in de handen van een amateur met dito scabreuze betekenis van het vedelspel.
pierlepompenpierlen is spelen en dan met pompende beweging.
pimpernellen – van de pimpernel, een minder bekend keukenkruid; maar waarom de schelmse betekenis? Misschien omdat pimpen het geven van kleine rukjes betekent?
pimportelooien – grappige samenstelling waarvan de achtergrond onbekend is. Het is te gewaagd om hier het pimp (rukje) en ortolaan als lief vogeltje/meisje te combineren.
plat gaan – maar het mag ook staand.
poepen (Vlaams) – voor Nederlanders in het noorden een rare vorm omdat ze aan de wc denken, maar het is een afleiding van poppen in de betekenis van spelen; hier in het bijzonder het minnespel.
poereloeren – lijkt een verlenging van poeren, dat wriemelen kan betekenen, zeg maar jeugdseks.
poes gaan, op depoes is het huidige woord voor kut. Het oude woord was kous. In 1639 schreef de Amsterdammer Tengnagel over kousen die werden gelapt met een naald zonder draad.
pompen – variant op neuken.
pruimen op sap zetten – door een leukerd verzonnen.
punt zetten – maar er ook een punt van maken.
rampetampen – het zit in de herhaling.
rijden, iemand – toch fietsen?
rijen – idem als rijden, maar wordt vooral voor kleine hitsige reutjes gebruikt.
rollebollen – begint onschuldig.
roompotje roeren of peilen – onsmakelijke vergelijking.
samenkomen – en liefst tegelijk…
seksen – als je het geslacht van de ander al weet.
slapen met – toch maar wakker blijven.
soppen – is verwant met zuipen en dat gaat niet samen in veronderstelde betekenis.
spelen – de eerste betekenis van spelen is plezier maken, dus…
troeven – de winnende kaart uitspelen, da’s mooi vergeleken. Deze term werd veelal in de zeventiende eeuw gebruikt.
vedelen – is eigenlijk viool (vedel) spelen, maar omdat vedel in verre vroegere jaren ook synoniem aan het vrouwelijk schaamdeel was, en – oh verwarring – vede het mannelijke, is vedelen synoniem aan neuken.
veeg geven of krijgenvegen is een herhaaldelijke beweging.
verenen – samenkomst.
verenigen – zie verenen.
verkrachten – als het met geweld moet. Maar het moet nooit!
verkwikken – toch raken sommigen er vermoeid van.
veteren – soort naaien, maar dan met een dikke draad.
veugelen – komt van vogelen en wordt in zijn ogenschijnlijk dialectische vorm nog steeds breeduit gebruikt. Al in de zestiende eeuw stond de vogel voor de vrije liefde. Op een zilveren tabaksdoos uit de zeventiende eeuw stond:
    Het Vissen is goet,
Maar ’t Vogelen wel zo zoet.

    Vissen was in die tijd synoniem aan masturberen en vogelen aan neuken.
vinken – als je er voor betaalt. Op de afwerkplek dus.
vleselijke vermengen – dan heb je toch geen zin meer?
vogelen – zie veugelen.
vossen – waarom Reintje er bij betrokken is, weet niemand. Z’n dikke staart?
vrijen – is verwant aan vriend (en dus vriendin).
wetten van je mes – moet de herhaalde beweging zijn om het mes scherp weer in de schede te steken.
wippen – op en neer gaande beweging.
wippenstein gaan, van – ist klar, wass?
wippertje maken – wippen.
wipperwappen – verlenging van wippen.
zitten – door de bijzit.
zomen – van een zoom voorzien; toch weer dat naaien.
zwansen – met de zwans (penis) aan het werk zijn.

Van de woorden in bovenstaande lijst is het vrij zeker dat van wippenstein gaan en roompotje peilen in 1977 door de taalvirtuozen Van Kooten en De Bie zijn verzonnen voor een sketch van de Klisjeemannetjes, waarin ze veel woorden bij elkaar graaiden om de coïtus te beschrijven.

* Het Woordenreservaat beseft ten volle dat vleselijk samenzijn niet alleen aan een man en een vrouw is voorbehouden. Ook lieden van gelijk geslacht kunnen op een of andere manier zich met copuleren of copuleerachtige bewegingen bezighouden. Deze en andere varianten zijn hier verder niet vermeld, maar daar mag geen waardeoordeel uit worden afgeleid.