Na een ernstig auto-ongeluk word ik meer dood dan levend naar een ziekenhuis gebracht.
Het ambulancepersoneel besluit halverwege naar een ander ziekenhuis te gaan. Mijn vrouw en zoon wachten daardoor in het verkeerde ziekenhuis. Zij hebben mijn dood daarheen gelokt.
Om mijn taal weer te oefenen (ik was door het ongeluk een deel van mijn woordenschat kwijt), heb ik het dichtbundeltje Mijn Dood en Ik geschreven. Dit is een van de gedichten daarin. Het is een pastiche op een gedicht van P.N. van Eyck, die het zelf overigens ook had gejat.
De tuinman en de dood
Een Perzisch Edelman: Ginds, in de rooshof, snoeide ik loot na loot, Ik schrok, en haastte mij langs de andere kant, Meester, uw paard, en laat mij spoorslags gaan, Van middag -lang reeds was hij heengespoed- ‘Waarom,’ zo vraag ik, want hij wacht en, Glimlachend antwoordt hij: ‘Geen dreiging was ’t, Toen ‘k ’s morgens hier nog stil aan ’t werk zag staan, – – – – – uit: Verzameld Werk van P.N. van Eyck (1887-1954) |
De dood is terug uit Ispahaan
Een Nederlander: Hij stak naar mij zijn bleek gebeende hand “Is het mijn uur nog niet”, vroeg ik bedeesd “Ik heb tevergeefs toen op u gewacht “Dat spijt me zeer, antwoordde ik oprecht “Geeft niet”, sprak hij, “ik was al voldaan,
– – – – – uit: Mijn Dood en Ik van Frans Collignon |